Booker T and The MG's
Biografie
Niet alleen gelden ze als een van de beste studiobands uit de popgeschiedenis, maar ook zijn Booker T. & The M.G.’s begin jaren zestig met hun half zwarte/half blanke bezetting een voorbeeld op het gebied van rassenintegratie. Met werk voor namen als Otis Redding, Sam & Dave en Eddie Floyd leggen ze in de studio van Stax Records in Memphis het fundament voor de ‘southern soul’. Ook onder eigen naam produceert de groep de nodige klassiekers.
De eerste bezetting van Booker T. & The M.G.’s, met organist/pianist Booker T. Jones, gitarist Steve Cropper, bassist Lewie Steinberg en drummer Al Jackson Jr., ontstaat rond 1962.
Hun eerste single, de bluesy soulinstrumental Green Onions, is het resultaat van een spontane jam tijdens wat verloren momenten in de Stax-studio. Wanneer een radio-dj in Memphis het nummer intensief begint te draaien, gaat de bal rollen en klimt de single in het najaar van 1962 naar de derde plaats van de Hot 100.
Dat hitsucces weet de groep in de jaren daarna niet meer te evenaren, met name omdat het viertal, samen met The Memphis Horns, de handen vol heeft aan het meespelen op opnames van andere artiesten van het Stax/Volt-label en die van distributiepartner Atlantic. Jones volgt bovendien een muziekstudie aan de universiteit van Indiana.
In die jaren verrichten Booker T. & The M.G.’s, waar Donald ‘Duck’ Dunn al spoedig Steinberg vervangt, tal van hand- en spandiensten voor onder meer Carla Thomas, Eddie Floyd, Otis Redding, Wilson Pickett en Sam & Dave.
Een aantal van hen toert samen met Booker T. & The M.G.’s en hun collega’s The Mar-Keys voorjaar 1967 door Europa als The Stax/Volt Revue. Datzelfde jaar komt het viertal met het album Hip Hug-Her, dat wordt beschouwd als een hoogtepunt in hun discografie. Met het titelnummer en een cover van het Young Rascals-succes ‘Groovin’ weet de groep bovendien weer in de VS de hitlijsten te halen.
Het latin-achtige Soul Limbo is in 1968 ook internationaal een succes. Daarna groeien Hang ‘Em High en Time Is Tight, beide gerelateerd aan films, ook uit tot klassiekers.
Mede als gevolg van zakelijke perikelen bij Stax krijgt de band echter last van vermoeidheidsverschijnselen. In 1970 verkennen Booker T. & The M.G.’s nog nieuwe wegen door op het album McLemore Avenue een eigen interpretatie te geven aan de Beatles-plaat Abbey Road, maar met de in New York opgenomen lp Melting Pot is de koek een jaar later op.
Jones zet, onder meer met productieactiviteiten voor zanger Bill Withers, vanuit Los Angeles zijn carrière voort, Cropper start in Memphis een eigen studio en Dunn en Jackson blijven op de loonlijst bij Stax, hoewel de laatste ook bij Al Green als drummer opduikt.
Nadat bij Stax in 1973 al een album, met Dunn en Jackson, onder de naam The M.G.’s is verschenen, besluiten de vier leden van de klassieke bezetting in september 1975 de draad weer op te pakken. Die afspraak valt in water wanneer Jackson vlak daarna wordt vermoord.
Met drummer Willie Hall maakt het overgebleven drietal in 1977 voor Asylum Records het album Universal Language, maar dat is zowel een artistieke als commerciële flop. Dunn en Cropper duiken daarna op in de band van The Blues Brothers en Jones produceert in 1978 het veelgeprezen album Stardust van countrycoryfee Willie Nelson.
Na een uitnodiging om het veertigjarig bestaan van het Atlantic-label in 1988 luister bij te zetten, staan Booker T. & The M.G.’s, met wisselende drummers, weer geregeld op het podium. Zo begeleiden ze in 1992, wanneer Bob Dylan in New York viert dat hij dertig jaar in de muziek zit, tal van grootheden.
Een van hen, Neil Young, nodigt de groep uit om het jaar daarop met hem op wereldtournee te gaan. Nog weer een jaar later brengen Booker T. & The M.G.’s onder de titel That’s The Way It Should Be voor het eerst in zeventien jaar weer een album uit.
Een commercieel succes is de plaat niet, maar na hun opname in de Rock And Roll Hall Of Fame krijgt de groep wel de nodige prestigieuze onderscheidingen, waaronder in 2007 een Grammy Lifetime Achievement Award.