Kinderballade
Boudewijn De Groot
1977
jaar
Top 40
Artiest
Titel A-kant
De Kinderballade
Lengte A-kant
4:17
Componist(en) A-kant
G. Komrij, B. de Groot
Titel B-kant
De Dominee Van Amersfoort
Lengte B-kant
1:40
Componist(en) B-kant
Jaap Koopman
Platenlabel
Decca
Catalogusnr
6100 127
Album
Het Beste Van Boudewijn
Tipparade
Songtekst
{transcribed by Adri Verhoef, 15-6-1998}
Hij was twaalf, had rappe leden
Die jongen uit de Hof van Eden
Als hij lachte, lachten luidkeels alle leeuweriken mee
Met z'n blikkering van tanden
Met z'n marmerbleke handen
Leek hij op een tere engel uit een sierlijk bal masqué
Hij kon klaterhelder zingen
En z'n haar rook naar seringen
O, hij was een waterprins die in z'n pak van goudlamé
Was ontstegen aan de zee
Zij was dertien, een gazelle
En haar naam was Annabelle
Annabelle noemde haar zowel de hinde als het ree
Met haar helderrode wangen
Met haar glinsterende spangen
Leek zij in haar gazen bruidsjurk meestal op een toverfee
Blauw waren haar vreemde ogen
Blauw, maar zonder mededogen
O, ze was een kleine meermin, die maar net van lieverlee
Was ontstegen aan de zee
Samen in 't ochtendgloren
Wandelden ze langs het koren
Mild en zonder ze te storen, scheen het zonlicht naar benee
En onder de roze stralen
Kuste hij haar lippen dralend
En hij zei haar wonderwoorden, zelfs het gras luisterde mee
Op het horen van die woorden
Week voor hen gedwee het koren
En het lispelde: "Wees welkom" en bood doorgang aan de twee
Zoals eens de Rode Zee
[break]
Toen hij op geblaf van honden
Dagen later werd gevonden
Lag de blanke prins geschonden in het koren zonder fee
Met z'n dode, grote ogen
Keek hij roerloos naar omhoog
En langzaam ritselde z'n bloed nog uit een gruwelijke snee
Niemand wist meer te vertellen
Hoe zeer kleine Annabelle
Had gehouden van haar engel uit het sierlijk bal masqué
Maar nog altijd ruist de zee.