Wij Zijn De Jongens Van Den Bouw

{transcribed by Adri Verhoef, 16-1-1997}

Wij staan om zes uur 's morgens vroeg op de stoep te wachten
Op die bus die ons veilig naar de bouw toe brengt
Met veertien sneeën brood en een thermoskan met koffie
Heel de dag te sjouwen in m'n werkmanskloffie

Om een uur of negen krijg je dan de honger in de kop
En vreet snel al die veertien boterhammen op
Maar we moeten toch nog zeker tot een uur of vier
Dus we nemen nog maar een extra flesje bier

[chorus]:
We zijn de jongens van de bouw
En we lusten ze wel rauw
Van de tap of uit de fles
Soms wel vijf of soms wel zes
Wij hebben altijd dorst
Met bier wordt nie' gemorst
Ja, de jongens van de bouw
Die kijken niet zo nauw

Na de schaft gaan we verder met de werkzaamheden
En vliegen honderd keer zo van boven naar beneden
Staan te metselen, stuken, en stenen op te tassen
En voor slecht weer hebben wij speciale deurwerkjassen

Ondertussen zien we af en toe wel mooie vrouwen lopen
Die fluiten wij dan na en het is dus niet te hopen
Dat moeder de vrouw ons hierzo bezig ziet
Anders schiet ze ons thuis zo lek als een vergiet

Om een uur of vier is het wel weer welletjes geweest
En stoppen het gerei in een gereedschapskist
Tot slot gaan we lekker in 't café met z'n allen
Een uurtje of wat aan de tap zitten kwallen

[chorus]
[chorus]
[chorus]

ja-lala-la la la-lee [etc.]